De aanval op het Rotterdamse stadhuis gaat verder dan alleen wetsovertreding

Gepubliceerd op 19 juli 2024 om 23:50

Beschouw misdaden tegen openbaar bestuursgebouwen en erfgoed als terroristische daden

Het bekladden van het Rotterdamse stadhuis met rode verf is geen simpele daad van vandalisme. Dit monument, een symbool van ons stadsbestuur en een rijksmonument, is doelbewust aangevallen. Deze aanval is geen doorsnee protest; het is een doelgerichte aanslag op ons bestuur en ons gedeelde erfgoed. Deze gevels zijn geen schilderdoeken. De misdaden ertegen moeten worden beschouwd als een terroristische daad.

Het stadhuis aan de Rotterdamse Coolsingel, ontworpen door architect Henri Evers in de beaux-artsstijl, is niet slechts een gebouw. Het vertegenwoordigt de geschiedenis, cultuur en waarden van onze samenleving. Het aanvallen van een dergelijk monument is een directe aanval op deze waarden en op het instituut van het stadsbestuur.

In het strafrecht staan rijksmonumenten en stads- of dorpsgezichten in de Wet economische delicten. Wanneer een dergelijk delict opzettelijk wordt begaan, kwalificeert de wet het als een misdrijf. De straffen variëren van hechtenis tot hoge geldboetes. Dit toont aan hoe zwaar onze wetgever deze misdaden weegt. 

De strafrechtelijke handhaving wordt op het terrein van monumenten weinig toegepast. Het OM seponeert een zaak als er onvoldoende bewijzen zijn om tot een zaak te komen. Heeft iemand opzettelijk monumentale elementen vernield? Als het OM verwacht dat het lastig is om opzet te bewijzen, wordt het opsporingsonderzoek gestaakt (of niet eens begonnen) en wordt er geseponeerd. De bewijslast ligt daardoor bij degene die aangifte heeft gedaan. Dat is meestal de gemeente. 

De aanval op het Rotterdamse stadhuis gaat verder dan alleen wetsovertreding. Het is een aanval op de openbare orde en het bestuur. Het bekladden van het stadhuis zaait angst en onzekerheid onder zowel de bevolking als de bestuurders. Het ondermijnt het vertrouwen in en de stabiliteit van onze instellingen. Ze hebben een diepgaande impact op de sociale cohesie en de functionering van onze democratie.

Het vergelijken van deze daad met terroristische activiteiten is op zijn plaats. Bij de parlementaire behandeling van wetgeving met betrekking tot terrorisme werd een amendement aangenomen om het strafmaximum te verhogen naar vijftien jaar. Dit laat zien hoe ernstig we daden beschouwen die de openbare orde verstoren en angst zaaien. De toenmalige minister van Justitie ontraadde dit amendement, maar de argumenten blijven actueel: daden die gericht zijn op de belichaming van het openbaar bestuur en het destabiliseren van onze samenleving moeten zwaar worden bestraft.

We moeten erkennen dat aanvallen op onze bestuursgebouwen en erfgoed niet zomaar incidenten zijn. Ze zijn symbolische en doelgerichte aanvallen op ons maatschappelijke en bestuurlijke systeem. Het bekladden van het stadhuis is een daad die niet alleen materiële schade veroorzaakt. Het saboteert het vertrouwen in onze instituties. Het is essentieel dat we deze daden de zwaarte geven die ze verdienen, en ze beschouwen als terroristische daden.

Door deze misdaden als terroristische daden te erkennen, kunnen we een duidelijk signaal afgeven dat aanvallen op onze bestuursgebouwen en erfgoed niet zullen worden getolereerd. We beschermen daarmee niet alleen onze gebouwen, maar ook de waarden en stabiliteit van onze samenleving.

Dit artikel is gepubliceerd op BNNVARA/JOOP

 

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.