In de bescheiden flat van Negham (50) en haar drie kinderen in Lombardijen hangt nog steeds de sfeer van de verjaardag van Marius, hij is eergisteren 13 jaar geworden. Negham ontvluchtte haar vaderland 20 jaar geleden en woont sindsdien in Lombardijen. Op de eettafel van de christelijke Irakese staat nog de red velvet taart van Dudok, en in de hoek van de woonkamer zweeft een heliumballon. "Een kind moet je omarmen met mooie woorden, aandacht en liefde.” De twee oudste kinderen wonen niet meer thuis. Ze blijken hoogbegaafd te zijn. Marius is ´anders´, zegt Negham, hij heeft een gewone IQ en krijgt jeugdzorgbegeleiding op maat. Negham benadrukt dat ze niet het juiste voorbeeld heeft gehad van haar ouders en dat ze het ook niet altijd goed heeft gedaan met haar kinderen. Ze was nog maar zeven jaar oud toen Saddam Hoessein de invasie van Iran begon, en de oorlog duurde acht jaar. Toen ze een training tot kindsoldaat moest volgen, was ze zo oud als Marius. De terugslag van de kalasjnikov tegen haar schouder en het fluiten van kogels in haar oren bezorgden haar blijvende jeugdtrauma's. “Ik was nog maar een klein meisje. We moesten leren schieten, voor het geval dat. Het wapen was zo zwaar dat ik hulp van een man nodig had om het te dragen.” Gelukkig waren dit slechts trainingsoefeningen.